Reactie van het Platform Taalbeleid op het wetsvoorstel Internationalisering in balans

15 november 2023 door Frank van Splunder

Onderwijstaal

Het wetsvoorstel Iib handhaaft het principe dat het hoger onderwijs in het Nederlands wordt verzorgd met ruimte voor uitzonderingen (WHW, artikel 7.2). In de praktijk betekende dit echter een toename van opleidingen in het Engels, tot het punt waarop daarover niet altijd meer als uitzondering gesproken kan worden. Het wetsvoorstel IiB brengt daarom een belangrijke nuance aan: een derde van het totaal aantal studiepunten (in een bachelor of associate degree-opleiding) mag in ‘een andere taal dan het Nederlands’ (p. 43, art. 5.2.2.). Hierdoor wordt het Nederlands wettelijk beschermd als hogeronderwijstaal en moet het gebruik van een andere taal (in de praktijk bijna altijd het Engels) worden verantwoord. De taalkeuze moet relevant zijn voor de student, opleiding en maatschappij. Het bestuur van Platform Taalbeleid vindt dit een zeer terechte keuze. De verengelsing van het hoger onderwijs is in internationaal opzicht vaak ingegeven door economische en commerciële overwegingen, met negatieve gevolgen voor het onderwijs (Wilkinson & Gabriëls, 2021). Daarom kan het Platform Taalbeleid zich vinden in de maatregelen om instellingen anderstalig onderwijs beter te laten verantwoorden en de invoering en verantwoording hiervan te toetsen.

Taalbeleid

Het bestuur van Platform Taalbeleid is verheugd met de introductie van instellingsbreed taalbeleid (IiB onderdeel P, p. 5; MvT, art. 6.3.1, p. 46). Daarbij zijn er goede aanknopingspunten opgenomen in het wetsvoorstel. Zo wordt het cyclische karakter van taalbeleid aangestipt (“In de wet is reeds vastgelegd dat het instellingsplan elke zes jaar opnieuw wordt vastgesteld. Die cyclus geldt met dit wetsvoorstel eveneens voor het taalbeleid”). Taalbeleidsexperts benadrukken het belang van continue evaluatie (Vanbuel & Van den Branden, 2019). Platform Taalbeleid wil daarbij benadrukken dat inbedding van het taalbeleid in het onderwijsbeleid de voorkeur geniet boven separaat taalbeleid.

De voorgestelde richtlijnen voor het taalbeleid zijn echter niet concreet, waardoor er te veel ruimte overblijft voor interpretatie door instellingen (wat ook het probleem is met de huidige wet). Platform Taalbeleid adviseert een concretisering van de inhoud van het taalbeleid, met daarin onder meer oog voor:

  • Een cyclische aanpak, beginnend bij een evaluatie van de beginsituatie zodat maatregelen goed afgestemd zijn op de context van de instelling. Zie bijvoorbeeld Van den Branden (2010).
  • Een geneste aanpak, zodat taalbeleid niet alleen op instellingsniveau wordt geformuleerd, maar ook wordt uitgewerkt op opleidingsniveau, om goed aan te sluiten bij de noden van de betreffende studenten, docenten en het werkveld.
  • Aandacht voor docentvaardigheden, niet alleen de taalvaardigheid van onderwijzend personeel maar ook taaldidactische vaardigheden om de taal- en denkontwikkeling van studenten te stimuleren (zoals TaalOntwikkelend Lesgeven).
  • Zie ook de zeven aanbevelingen op basis van goede praktijken op https://www.kennisdelingtaalbeleid.org/7-aanbevelingen/.

Bevorderen van taalvaardigheid

Het wetsvoorstel introduceert maatregelen om de taalvaardigheid van studenten te bevorderen. De verduidelijking van de inspanningsverplichting uit de huidige wet (WHW, art. 1.3.5) was nodig. Het bestuur van Platform Taalbeleid acht de maatregelen een stap in de goede richting.

De meest uitgewerkte maatregel is de urennorm voor studenten in een anderstalige opleiding om aan hun taalvaardigheid in het Nederlands te werken (IiB, onderdeel R, p. 6). Daarbij zijn twee kanttekeningen te plaatsen.

  • De terminologie rondom de doelgroepen is niet altijd consistent of duidelijk. Zo wordt gesproken over ‘anderstalige studenten’, hoewel uit onderzoek is gebleken dat deze term niet eenduidig te definiëren valt (Thieme & Vander Beken, 2020). Ook wordt gesproken over ‘Nederlandstalige studenten’, een term die geen recht doet aan studenten die meerdere talen dan alleen het Nederlands beheersen. Wij adviseren een duidelijkere afbakening van de verschillende groepen studenten die worden bedoeld in het wetsvoorstel.
  • Voorgesteld wordt een urennorm zonder resultaatverplichting. Dit voorstel achten wij (te) vrijblijvend: een urennorm zonder resultaatverplichting is niet erg motiverend om inspanning te leveren. Anderzijds zijn we ons bewust van de nadelen van het opleggen van een resultaatverplichting, die mogelijk een extra drempel voor studenten opwerpt. De balans vinden tussen strenge regelgeving (zoals in Vlaanderen) en een liberale aanpak zoals tot op heden in Nederland (maar ook in het Verenigd Koninkrijk) werd gehanteerd, is een lastige. We adviseren hier een duidelijker visie op te formuleren.

Bovengenoemde maatregel betreft studenten in anderstalige opleidingen. Echter is het ook noodzakelijk, zo niet noodzakelijker, om de academische en/of professionele taalvaardigheid van studenten in Nederlandstalige opleidingen te bevorderen. Taalontwikkeling stopt niet bij aanvang van het hoger onderwijs (Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, 2015). Dit wordt onderschreven in de Memorie van Toelichting (MvT, p. 20), maar niet concreet uitgewerkt. Het bestuur van Platform Taalbeleid is van mening dat het ingewikkeld is hier algemene maatregelen voor te formuleren en dat een aanpak op opleidingsniveau wenselijk is, beginnend bij een goede behoefteanalyse. Bestaande aanpakken om taalvaardigheidsontwikkeling te integreren in vakinhoudelijke cursussen, zoals TaalOntwikkelend Lesgeven of de Content Based Approach kunnen een voorbeeld en leidraad vormen. Ook de in de Verenigde Staten veel geïmplementeerde aanpakken Writing across the curriculum en Writing in the disciplines, die gericht zijn op vakinhoudelijke en beroepsspecifieke competenties, zijn hier een voorbeeld van. De doelstelling en aanpak dienen te worden vastgelegd in bovengenoemd instellingstaalbeleid.

De taalvaardigheid in de onderwijstaal van de anderstalige opleiding (zoals het Engels) verdient om dezelfde reden aandacht. Ook deze doelstelling wordt benoemd (MvT, p. 34), maar niet uitgewerkt in concrete maatregelen. De Memorie van Toelichting spreekt over docenten en studenten die hun taalvaardigheid in het Engels ‘willen’ verbeteren. Waar het algemene taalvaardigheid betreft, kunnen taaltesten, zoals de ITACE die in Vlaanderen is ontwikkeld en wordt ingezet, uitkomst bieden, mits er een passend ondersteuningsaanbod wordt voorzien. Omissie in het huidige wetsvoorstel is de bekostiging van dit ondersteuningsaanbod. Voor een voorbeeld, zie de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs (Afdeling 6, ART II.271 § 2), die expliciteert dat het zowel het Nederlandstalig als anderstalig taalondersteuningsaanbod kosteloos voor studenten dient te zijn. Voor domeinspecifieke of beroepsgerichte taalvaardigheid is ondersteuning passend bij de doelen van de opleiding en ingebed in het curriculum noodzakelijk. Daarbij kunnen bestaande aanpakken zoals Content Language Integrated Learning of English for Specific Purposes/English for Academic Purposes een voorbeeld en leidraad vormen. Ook de aanpak met betrekking tot het bevorderen van taalvaardigheid in de voertaal van de anderstalige opleiding moet een plek krijgen in het instellingstaalbeleid.

Uitvoering

Het wetsvoorstel gaat uit van zelfregie van hogeronderwijsinstellingen bij de uitvoering van de maatregelen en doet hierbij een beroep op samenwerking tussen instellingen onderling. Ondersteuning van taal(beleids)experts kan hierbij wenselijk zijn. Dat kan bijvoorbeeld in (een werkgroep onder) bestaande samenwerkingsverbanden als Universiteiten van Nederland en Vereniging Hogescholen.

Ook Platform Taalbeleid kan en is bereid om als steunpunt te fungeren, zowel voor het ministerie als voor hogeronderwijsinstellingen. Platform Taalbeleid is in 2011 opgericht om in samenwerking tussen Nederlandse en Vlaamse universiteiten en hogescholen bij te dragen aan initiëring en verdere ontwikkeling van instellingsbreed taalbeleid in het hoger onderwijs. Dat doet het Platform door kennisdeling van goede praktijken (zie www.kennisdelingtaalbeleid.org) en door verschillende talenorganisaties met elkaar te verbinden.

In dat kader heeft Platform Taalbeleid overleg gehad met het Netwerk Academische Communicatieve Vaardigheden (NACV) en Nederlandse en Vlaamse Universitaire Talencentra (NUT) over de reacties op het wetsvoorstel. We verwijzen graag naar de respectievelijke reacties van deze collega-organisaties voor aanvullingen vanuit hun specifieke positie en expertise.